Zorgwonen is een vorm van wonen waarbij binnen een eengezinswoning twee aparte domicilies mogelijk zijn zodat je zorg kan bieden aan één of twee hulpbehoevenden of 65-plussers.
Dit kan binnen het hoofdvolume van je woning of - sinds augustus 2021 – in een vrijstaand bijgebouw.
Voorwaarden
De term ‘zorgwonen’ komt uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wordt daar gedefinieerd. In de definitie worden 3 voorwaarden vastgelegd waaraan een wooneenheid moet voldoen om een zorgwoning te zijn.
Uw woning is een zorgwoning als voldaan is aan alle voorwaarden hieronder:
- In of bij de bestaande hoofdzakelijk vergunde woning wordt één kleinere (ondergeschikte) wooneenheid gecreëerd.
- De eigendom, of ten minste de blote eigendom, op enerzijds de hoofdwooneenheid en anderzijds de ondergeschikte wooneenheid, of de grond waarop die ondergeschikte wooneenheid tijdelijk wordt geplaatst, berust bij dezelfde titularis of titularissen.
- De creatie van een ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van:
-
- ofwel ten hoogste 2 personen, waarvan minstens 1 persoon van 65 jaar of ouder
- ofwel ten hoogste 2 personen, waarvan minstens 1 hulpbehoevend (kinderen die ten laste zijn van de hulpbehoevende persoon worden niet meegerekend bij het bepalen van het maximum van 2 personen). De hulpbehoevende is:
- een persoon met een handicap
- een persoon die in aanmerking komt voor een tegemoetkoming van de Vlaamse Sociale Bescherming (vroeger zorgverzekering)
- een persoon die hulp nodig heeft om zelfstandig te wonen.
- ofwel de zorgverlener, indien de hulpbehoevende personen gehuisvest blijven in de hoofdwoning.
Eén kleinere (ondergischkte) wooneenheid:
Bij zorgwonen is er steeds spraken van een hoofdwoning en een ondergeschikte wooneenheid.
Vanuit ruimtelijke ordening is dit steeds zo geïnterpreteerd dat er op zijn minst voldoende gemeenschappelijke ruimtes aanwezig moeten zijn, en dat de ondergeschikte wooneenheid niet helemaal op zichzelf als een volledig aparte woning zou kunnen functioneren. In de VCRO is bewust geen sprake van welke ruimtes minimaal gedeeld moeten worden, aangezien dit afhankelijk is van de wensen en behoeften van de bewoners. Uit de plannen moet blijken welke ruimte gedeeld wordt en dat de woning na de beëindiging van de zorgsituatie terug omgevormd kan worden tot 1 woongelegenheid.
Wanneer de nieuwe wooneenheid volledig apart van de hoofdwoning kan functioneren doordat bijvoorbeeld enkel de circulatieruimtes (inkom, gang..) gedeeld zijn, dan voldoet de nieuwe wooneenheid niet aan de definitie van zorgwoning en is er een wijziging van het aantal (hoofd)wooneenheden waarvoor er andere regels gelden. In die situatie is het dus niet mogelijk om van het zorgwoningstelsel gebruik te maken.
Eén geheel qua eigendom:
Bij een zorgwoning binnen de hoofdwoning is het belangrijk om te weten dat de hoofdwoning een geheel moet zijn qua eigendom op het moment van de melding of de omgevingsvergunningsaanvraag, maar dat nadien moet blijven.
Bij een zorgwoning in een vrijstaand bijgebouw geldt dezelfde voorwaarde, maar dan voor de grond. Er kan dus niet gesproken worden van zorgwonen wanneer de zorgunit op een andere eigendom staat dan de hoofdwoning.
Deze voorwaarde geldt zowel op het moment van de omgevingsvergunningsaanvraag of melding, als nadien. De zorgwoning kan dus achteraf niet apart verkocht worden.
Voorwaarden voor toekomstige bewoning:
Eén van de wooneenheden – hetzij de zorgwoning, hetzij de hoofdwoning – moet bewoond worden door 1 of 2 personen die voldoen aan de voorwaarden op het moment van de omgevingsvergunningsaanvraag of melding. Vul hiervoor de verklaring op eer in en voeg deze toe aan je omgevingsvergunningsaanvraag of melding. Op het moment van de effectieve inschrijving in het bevolkingsregister onder het stelsel zorgwonen zal een bewijs van zorgbehoevendheid moeten worden voorgelegd.
Opgelet, om aanspraak te maken op een inschrijving in het bevolkingsregister onder het stelsel zorgwonen dient u naast de stedenbouwkundige regels, ook aan deze voorwaarde te voldoen:Er dient sprake te zijn van een fysische verhuis: de zorgbehoevende(n) en zorgverlener(s) verhuizen van verschillende adressen naar de zorgwoning of een van beide woont reeds op het adres van de zorgwoning en de andere verhuist hiernaartoe.
Als men samen van een adres naar het zorgwoningadres verhuist of reeds samen op dit adres gedomicilieerd was, blijft het ‘gezinsverband’ bestaan en kan men niet volgens het zorgwonenstelsel ingeschreven worden.
Procedure
Voordat je een zorgwoning inricht en in gebruik neemt, heb je ofwel een rechtsgeldige melding ingediend, ofwel een omgevingsvergunning toegekend gekregen.
Omgevingsvergunning of melding?
Binnen de hoofdwoning:
Om een zorgeenheid in te richten in je woning volstaat meestal een melding, behalve als de ondergeschikte wooneenheid groter is dan 1/3de van de hoofdwoning, als de woning uitgebreid wordt of als de inrichting van een zorgwoning gepaard gaat met vergunningsplichtige werken. Als je toch een omgevingsvergunning nodig hebt, kan je zowel de verbouwing als de zorgwoning in één keer aanvragen.
In een bestaand bijgebouw:
Sinds 16 augustus 2021 is zorgwonen in een bestaand, hoofdzakelijk vergund vrijstaand bijgebouw meldingsplichtig wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- De bruto vloeroppervlakte van de ondergeschikte wooneenheid bedraagt maximaal 50m²;
- Er wordt geen bijkomende verharding aangelegd, met uitzondering van een strikt noodzakelijke toegang tot de ondergeschikte wooneenheid;
- De noodzakelijke nutsvoorzieningen van de ondergeschikte wooneenheid takken aan op de bestaande nutsvoorzieningen van de hoofdwooneenheid;
- De afvoer van het afvalwater van de ondergeschikte wooneenheid sluit aan op de bestaande waterafvoer van de hoofdwooneenheid.
Als het bestaande bijgebouw uitgebreid wordt, is niet een melding, maar een vergunning verplicht.
In een verplaatsbare unit:
Sinds 16 augustus 2021 is zorgwonen in een tijdelijke, verplaatsbare constructie meldingsplichtig wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- De tijdelijke, verplaatsbare constructie wordt volledig geplaatst binnen een straal van 30m van de hoofdwooneenheid op hetzelfde perceel als de hoofdwooneenheid of op een perceel dat onmiddellijk paalt aan het perceel van de hoofdwooneenheid.
- De tijdelijke, verplaatsbare constructie wordt op een van de volgende plaatsen geplaatst:
- In de zijtuin, al dan niet vrijstaand, tot op 3m van de perceelsgrenzen.
- In de achtertuin, al dan niet vrijstaand, tot op 1m van de perceelsgrenzen. De ondergeschikte wooneenheid kan in de achtertuin ook op of tegen de perceelsgrens geplaatst worden als ze tegen een bestaande scheidingsmuur opgericht wordt en als de bestaande scheidingsmuur niet gewijzigd wordt.
- De tijdelijke, verplaatsbare constructie heeft een maximale hoogte van 3,5 m.
- De tijdelijke, verplaatsbare constructie heeft een maximale bruto vloeroppervlakte van 50m².
- Er wordt geen bijkomende verharding aangelegd, met uitzondering van de tijdelijke, verplaatsbare constructie zelf en een strikt noodzakelijke toegang tot de tijdelijke, verplaatsbare constructie.
- De plaatsing van de tijdelijke, verplaatsbare constructie gaat niet gepaard met een ontbossing, het aanmerkelijk wijzigen van het reliëf van de bodem, en gebeurt niet in een overstromingsgebied noch in een ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van agrarisch gebied met ecologische waarde, agrarisch gebied met ecologisch belang en parkgebied.
- De noodzakelijke nutsvoorzieningen takken aan op de bestaande nutsvoorzieningen van de hoofdwooneenheid.
- De afvoer van het afvalwater sluit aan op de bestaande waterafvoer van de hoofdwooneenheid.
- De plaatsing is tijdelijk voor een maximale totale duur van drie jaar per hoofdwooneenheid. De duur kan met een nieuwe melding slechts één keer verlengd worden met een aanvullende periode van maximaal drie jaar.
- Binnen drie maanden na het beëindigen van de zorgsituatie, worden de tijdelijke, verplaatsbare constructie en de hiervoor aangelegde strikt noodzakelijke toegang verwijderd.
Let op, de toepassing van deze algemene regels hangt nog af van een toetsing aan de stedenbouwkundige voorschriften die voor jouw eigendom gelden. Vraag dus zeker voor het indienen van je aanvraag (vergunning of melding) na welke procedure in jouw situatie van toepassing is. Je kan hiervoor mailen naar: omgevingsvergunning@brugge.be.
Pas na aktename van de melding of verkrijgen van de omgevingsvergunning kan de zorgbehoevende onder de woonvorm ‘zorgwonen’ ingeschreven worden. Hij/zij wordt dan als alleenstaande ingeschreven bij de zorgverlener op hetzelfde adres (niet onder een bijkomend busnummer). Let op: u dient tevens aan de voorwaarden hieronder te voldoen om onder de woonvorm “zorgwonen” ingeschreven te worden.
Bezorg ons bij uw aangifte van adreswijzing volgend document:
Een bewijs van zorgbehoevendheid, in het geval dat de betrokkene nog geen 65 jaar is.
Als bewijs van zorgbehoevendheid gelden onderstaande attesten:
- Inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
- Erkenning door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding als persoon met een handicap
- Inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming die personen met een handicap krijgen op basis van de wet van 27 februari 1987 voor tegemoetkomingen aan personen met een handicap
- Attest, uitgereikt door de algemene directie Personen met een Handicap van de FOD Sociale Zekerheid van sociale en fiscale voordelen
- Bewijs van een blijvende arbeidsongeschiktheid van ten minste 66% als gevolg van een arbeidsongeval of beroepsziekte
Deze documenten kan je toevoegen bij je online aangifte adreswijziging hier of afgeven aan het loket tijdens uw afspraak in het Huis van de Bruggeling of deelgemeentehuis.
Bij de vraag tot inschrijving in het bevolkingsregister onder het stelsel “zorgwonen” kijken wij ook de voorwaarden van eigendom en vergunning als zorgwoning na. Enkel indien u aan de drie voorwaarden voldoet die ons werden opgelegd door de overheid kan u worden ingeschreven onder het stelsel “zorgwonen”
Er dient tevens sprake te zijn van een fysische verhuis: de zorgbehoevende(n) en zorgverlener(s) verhuizen van verschillende adressen naar de zorgwoning of een van beide woont reeds op het adres van de zorgwoning en de andere verhuist hiernaartoe.
Beëindigen van de zorgsrelatie:
Wanneer er een einde komt aan de zorgrelatie, kan ervoor gekozen worden om een nieuwe zorgbehoevende te huisvesten in de zorgwoning. Hiervoor is geen bijkomende omgevingsvergunning of melding nodig. Er zal wel een adreswijziging nodig zijn voor de nieuwe zorgbehoevenden. Let op : u dient opnieuw aan de voorwaarden hierboven weergegeven te voldoen.
Er kan ook voor gekozen worden om het zorgwonen stop te zetten. In dat geval is er een melding van het beëindigen van de zorgsituatie nodig.
Indien de zorgwoning na het beëindigen van de zorgrelatie verhuurd wordt aan een bewoner die niet zorgbehoevend is, is er eerst een omgevingsvergunning nodig voor het wijzigen van het aantal hoofdwooneenheden. Vraag zeker op voorhand na of dit voor vergunning in aanmerking kan komen. Dit kan via mail naar omgevingsvergunning@brugge.be.